C-Archief
Goed om te zien dat u mogelijk anderen inspireert met onze journalistieke content. We vragen u enkel voor persoonlijk gebruik onze content te kopiëren, om geen inbreuk te maken op onze Algemene Voorwaarden. Vraag anders naar onze bedrijfslicenties via klanten@fdmediagroep.nl
Het Financieele Dagblad Open in Google Play Store Bekijk
Sub menu Home Profiel menuZoeken Analyse • 17 nov 12:20 Woningsplitsing is weer helemaal terug op de politieke agenda
Bas Knoop Jarenlang gold in vooral grotere steden praktisch een verbod op het splitsen van huizen in meerdere kleinere woningen. Nu de nieuwbouw hapert, keren steeds meer gemeenten op hun schreden terug. Toch zijn er nog veel belemmeringen.
Het pand van vastgoedbedrijf 070 Vastgoed aan de Herderinnestraat in Den Haag wordt gesplitst in drie woningen. Foto: Lina Selg voor het FD In het kort Gemeenten verruimen regels voor woningsplitsing door stokkende nieuwbouwproductie. Splitsing biedt kansen voor woningtekort, maar kent nog veel belemmeringen. Gemeentelijke parkeernormen zijn in vooral de grotere steden vaak ‘echt een bottleneck’ voor woningsplitsing. De trap op de tweede verdieping houdt net onder het dak abrupt op. Tot hier en niet verder. ‘We gaan nog een extra appartement op het bestaande dak plaatsen’, verklaart de Haagse projectontwikkelaar Martijn Lentze de spooktrap.
Tussen het bouwmateriaal en klussende werklieden geeft Lentze deze herfstige namiddag een rondleiding door een grote bovenwoning aan de Herderinnestraat in het centrum van Den Haag. Miezerregen waait naar binnen door de opengebroken achtergevel. Met zijn bedrijf 070 Vastgoed splitst Lentze dit pand uit 1905 in twee appartementen van 80 vierkante meter. Per etage één zelfstandige woning met eigen huisnummer. Plus nog de ‘optopping’ op het dak.
De derde woning van het gesplitste pand komt op het dak; de trap staat er al. Foto: Lina Selg voor het FD Al ruim twintig jaar koopt Lentze in Den Haag en omgeving woningen op, om ze vervolgens te splitsen en weer in de verkoop of verhuur te zetten. Het bestaande vastgoed in de Hofstad wordt volgens hem ‘best wel slecht gebruikt’. ‘Terwijl daarin een groot onbenut potentieel schuilt. Splitsen is het meest cyclische wat er is. Bouwen op vliegvelden en het water klinkt leuk, maar daar heeft de huidige generatie niks aan.’
Stokkende nieuwbouwproductie Nederland heeft een nijpend woningtekort. Al jaren hameren politici, ontwikkelaars, bouwers en woningcorporaties erop dat er per jaar honderdduizend nieuwe woningen moeten bij komen. Maar door een waaier aan oorzaken – stikstof, netcongestie, bezwaarprocedures, financiële tekorten – stokt de nieuwbouwproductie.
In de verkiezingsprogramma’s voor de recente Tweede Kamerverkiezingen zetten veel politieke partijen daarom naast nieuwbouw ook in op het beter benutten van de bestaande woningvoorraad. Optoppen, woningdelen, maar vooral ook splitsen zou kansen bieden om snel extra woonruimte toe te voegen. Bijkomend voordeel: er kan gebruik worden gemaakt van bestaande voorzieningen en infrastructuur, zoals toegangswegen, riolering en scholen.
‘Schreeuwende’ deelbelangen Elisabeth Boersma, directeur van het Nationaal Renovatie Platform (NRP), stelt dat ‘nu het moment is’ om beter en creatiever met bestaande gebouwen om te gaan, bijvoorbeeld door grotere huizen om te bouwen in meerdere kleinere, zelfstandige woningen. ‘De ruimtelijke opgaven in ons land zijn groot. Wonen, voedselproductie, energietransitie en mobiliteit: ieder deelbelang schreeuwt om dezelfde ruimte. Als we nu alleen kiezen voor nieuwbouw, laten we echt een verantwoordelijkheid liggen.’
De Nederlander kan ook best wat kleiner gaan wonen, betoogt Marja Elsinga, hoogleraar volkshuisvesting aan de TU Delft. Zij wijst erop dat de gemiddelde woonruimte per persoon in Nederland 53 m2 is, ruim boven het Europese gemiddelde van 43 m2. Tegelijkertijd neemt de gemiddelde omvang van een huishouden steeds verder af. Inmiddels bestaat ongeveer 40% van de huishoudens uit één persoon. ‘Maar twee derde van alle woningen zijn nog steeds eengezinswoningen’, zegt Elsinga. ‘Dat is niet langer houdbaar.’
De stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens komt voor een deel op het conto van de groeiende groep alleenstaande ouderen. Zij blijven vaak na het overlijden van hun partner alleen achter in grote eengezinswoningen. Om de woningvoorraad beter te benutten, moet je ouderen verleiden door te stromen naar speciale levensloopbestendige ouderenwoningen, meent Elsinga.
Maar de ambitie om jaarlijks tienduizenden van deze woningen te bouwen, wordt bij lange na niet gehaald. ‘Het splitsen van die grote woningen is dan een goed alternatief. Ouderen kunnen thuis blijven wonen, terwijl een deel van hun woning wordt afgesplitst voor andere woningzoekenden.’
Starter in het nauw De afgelopen jaren verschenen er meerdere rapporten over de potentie van het ombouwen van relatief grote huizen in meerdere kleinere, zelfstandige woningen. Zo becijferde adviesbureau Stec Groep in 2023 dat splitsen tot en met 2030 zo’n 82.000 tot 164.000 woningen zou kunnen opleveren. Kennisinstituut Platform31 schatte eerder dit jaar dat alleen in de corporatiesector er de komende tien jaar 25.000 huizen gesplitst kunnen worden.
Projectontwikkelaar Martijn Lentze in het pand aan de Herderinnestraat Foto: Lina Selg voor het FD Toch zijn er nog flink wat barrières te slechten voordat splitsen op grotere schaal mogelijk is. CBS-cijfers laten zien dat er in de jaren 2020 tot en met 2023 gemiddeld 3117 woningen per jaar zijn toegevoegd door splitsing. Gemeenten, vooral de grotere steden, legden woningsplitsing de afgelopen jaren juist aan banden. Reden? De stormachtige opkomst van de particuliere belegger op de woningmarkt. Aangemoedigd door een lage rente kochten kleinere beleggers in rap tempo woningen op voor de particuliere verhuur.
‘Gemeenten waren bang dat de starter in het nauw zou komen’, zegt projectontwikkelaar Lentze. ‘Ook zou de verkamering van panden leiden tot meer overlast in wijken. Zo werd de wildgroei aan buy-to-let op één hoop gegooid met woningsplitsing. Maar het gaat toch echt om twee verschillende zaken. Bij splitsen voeg je kwalitatief goede woningen toe aan de voorraad.’
‘Issues’ met leefbaarheid In Den Haag geldt sinds juli 2019 een splitsingsverbod. Dat Lentze de woning aan de Herderinnestraat wel mag ombouwen tot twee zelfstandige appartementen komt omdat het pand al verkamerd was. Inmiddels hebben tal van gemeenten, waaronder Den Haag, aangekondigd de regels rondom splitsing te versoepelen.
In de Hofstad is splitsing straks weer toegestaan als de nieuwe woningen een minimale oppervlakte hebben van 35 m² én de leefbaarheid in de betreffende wijk ‘goed’ of ‘uitstekend’ is. Die laatste eis betekent volgens Lentze dat in wijken als Laakkwartier en de Schilderswijk splitsen nog altijd niet mogelijk is. ‘Terwijl je juist door het toevoegen van duurzame, gerenoveerde woningen een ander type bewoner de wijk intrekt en er meer gemengde wijken ontstaan.’
Ook in andere grote steden is splitsen gekoppeld aan leefbaarheid. Zo moeten gesplitste woningen in Rotterdam een minimale oppervlakte hebben van 50 m². Op twee kwetsbare stadsdelen na: in Feijenoord en Charlois geldt nog de oude eis van 85 m².
Utrecht is eveneens van plan de regels voor woningsplitsing te versoepelen, maar gaat dit wel ‘wijkgericht aanvliegen’, zegt wethouder Dennis de Vries (PvdA). ‘In wijken als Ondiep en Rivierenwijk staan nu al relatief veel kleinere woningen dicht op elkaar. Als je de regels rond splitsen daar gaat versoepelen, krijg je echt issues met de leefbaarheid.’
Op basis van een ‘vlekkenkaart’ gaat Utrecht straks bepalen in welke wijken in de stad splitsen weer makkelijker wordt. ‘We kijken bijvoorbeeld naar hoeveel mensen er nu al in een wijk wonen en het aantal meldingen van overlast’, zegt De Vries. ‘Natuurlijk moeten we de bestaande voorraad beter benutten, maar er zitten wel grenzen aan de verdichting van de stad.’
Geuroverlast Niet alleen in de Randstad is woningsplitsing terug op de agenda. Zo verruimde de gemeente Midden-Drenthe vorig jaar al de regels. In de plattelandsgemeente met dertig kernen staan vooral in het buitengebied veel grote woningen en voormalige boerderijen ‘waar echt ruimte in zit’, zegt wethouder Rieja Raven (GroenLinks-PvdA), zelf opgegroeid in een gesplitste boerderij. ‘Voor de leefbaarheid is het belangrijk dat jongeren in onze dorpen kunnen blijven wonen en ouderen kunnen doorstromen naar kleinere huizen. Dan is het logisch dat je naar je bestaande voorraad kijkt. Een gebiedsontwikkeling duurt zo’n tien jaar.’
In Midden-Drenthe mogen grote vrijstaande woningen in zowel het buitengebied als binnen de bebouwde kom gesplitst worden in meer dan twee kleinere woningen, zo lang de minimale oppervlakte van iedere woning maar 55 m2 bedraagt. ‘Omdat in onze gemeente veel agrarische bedrijven gevestigd zijn, moeten we wel rekening houden met de regels rondom veiligheid en geuroverlast’, zegt Raven. ‘En het parkeren moet natuurlijk goed geregeld zijn.’
Uittocht van particuliere beleggers Juist die gemeentelijke parkeernormen zijn in vooral de grotere steden vaak ‘echt een bottleneck’ voor woningsplitsing, stelt Boersma van het NRP. Deze regels schrijven voor dat er voor iedere woning bijvoorbeeld 1, 1,3 of 1,7 parkeerplek moet zijn. ‘Het idee is dat er na splitsing altijd een auto bij komt’, zegt Boersma. ‘Dat is onterecht. Uit onderzoek blijkt dat het autobezit onder kleine huishoudens veel lager ligt.’
Boersma wijst erop dat gemeenten deze parkeernormen zelf kunnen aanpassen en het gebruik van deelauto’s en deelfietsen ‘veel sterker kunnen stimuleren’.
Een ander knelpunt is de uittocht van particuliere vastgoedbeleggers op de woningmarkt. Samen met woningcorporaties stortten zij zich juist vaak op woningsplitsing. Maar door onder andere de aangescherpte huurregulering, de verhoogde vermogensbelasting over vastgoed in box 3 en de hogere overdrachtsbelasting, b
Waarom restaurants liever niet willen dat jij een toetje bestelt
Dit artikel is geschreven door Jona van LoenenGepubliceerd op 13 november 2025
Vorige week heb ik uitgelegd dat je in een restaurant niet zozeer betaalt voor het eten en drinken, maar vooral voor de tijd die je spendeert aan tafel. Dat is waarom wijn en voorgerechten zo krankzinnig duur zijn: deze gaan namelijk samen met een lange zit. Ik ben daarbij iets belangrijks vergeten te vertellen, namelijk dat restaurants liever niet willen dat je een toetje bestelt.
Net zoals bij voorgerechten en wijn zitten ook mensen die een toetje bestellen lang aan tafel. Er is wel een groot verschil. Restaurants kunnen een flinke prijs vragen voor wijn en voorgerechten, waarmee ze de tafelruimte terugverdienen, maar op toetjes wordt amper wat verdiend.
Dat heeft twee redenen. Ten eerste moet een klant voor het hoofdgerecht (en voorgerecht) al flink in de buidel tasten, wat betekent dat ze niet veel voor een toetje willen betalen. Ten tweede heb je voor toetjes een aparte (sous)chef nodig en ruimte om ze te bereiden. Dit betekent hogere kosten én minder tafelruimte, waarmee toetjes ervoor zorgen dat je minder klanten kan serveren, terwijl je er ook nog eens weinig aan verdient.
Nooit een aparte dessertkaart Dit is dus ook de reden dat restaurants wél altijd wijnglazen en een wijnkaart voor je neerzetten maar geen aparte dessertkaart. Omdat ze liever niet willen dat u een toetje bestelt. Wat restaurants het liefst hebben: je zegt dat het gesmaakt heeft, vraagt om de rekening en vertrekt snel weer zodat ze die tafel nog een keer kunnen verkopen aan een andere klant.
Gelukkig is hier een belangrijke uitzondering op te maken. Dat is als het tien uur is en het restaurant bijna gaat sluiten. Je kunt dan met een gerust hart een toetje bestellen; die tafel kan dan immers niet nog een keer worden verkocht.
Jona van Loenen (1994) is econoom en schrijver. Wekelijks geeft hij als ‘Undercover econoom’ zijn kijk op prikkelende vragen uit het dagelijks leven. In mei verscheen zijn boek Waarom de laagsteprijsgarantie ervoor zorgt dat jij te veel betaalt. Antwoorden op vragen die economen niet durven te stellen.
Samenvatting: defiscalisering eigenwoning
Dit artikel analyseert de gevolgen van het geleidelijk afschaffen van de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait – een voorstel in diverse verkiezingsprogramma's. Tegenstanders vrezen daling van woningwaarde en stijging van woonlasten, maar de auteurs concluderen dat deze bezorgdheid ongegrond is.
Belangrijkste conclusies
- Koopprijzen: De woningprijzen zullen naar verwachting niet dalen bij geleidelijke defiscalisering, maar minder hard stijgen dan bij ongewijzigd beleid.
- In het basisscenario (ongewijzigd beleid) stijgen de prijzen met gemiddeld 2,7% per jaar.
- In het defiscaliseringsscenario (volledige afbouw in 15 jaar) stijgen de prijzen met gemiddeld 1,6% per jaar, wat neerkomt op een stijging van 44% tussen 2025 en 2050. De defiscalisering drukt de prijs met ongeveer 24% ten opzichte van het basispad.
- Woonlasten/betaalbaarheid: Hoewel de nettolasten (wat de koper betaalt na belastingvoordeel) toenemen, neemt de koopquote (woonlasten als percentage van het inkomen) voor recente kopers niet toe tot onbetaalbare niveaus.
- De verwachte inkomensgroei is groter dan de stijging van de lasten.
- De koopquote daalt van 24% aan het begin van de hypotheek tot ongeveer 12% in beide scenario's. Het verschil halverwege de looptijd is maximaal 2 procentpunt hoger in het defiscaliseringsscenario.
Onderbouwing en mechanisme
Het koopprijsmodel De analyse gebruikt een foutcorrectiemodel dat ervan uitgaat dat huishoudens op lange termijn een vast deel van hun inkomen (de koopquote) aan hypotheeklasten besteden.
- Defiscalisering zorgt ervoor dat de netto hypotheeklasten voor kopers stijgen.
- Dit leidt tot een stijging van de koopquote boven het evenwichtsniveau.
- Omdat de meeste kopers al aan hun maximale leencapaciteit zitten (kredietbeperking), moeten zij hun woonuitgaven verminderen.
- Dit oefent een neerwaartse druk uit op de koopprijzen, waardoor de prijzen langzamer stijgen totdat de koopquote weer het evenwicht bereikt.
Compensatie De berekening gaat ervan uit dat de gemiste belastinginkomsten (door het verdwijnen van het fiscale voordeel) via een generieke teruggave aan alle huishoudens worden gecompenseerd via de inkomstenbelasting (€ 1.052 per huishouden in 2026, geïndexeerd). Deze compensatie wordt bij het inkomen opgeteld en geleidelijk ingevoerd.
Overige voordelen
- Toegankelijkheid: De minder snel stijgende koopprijzen bevorderen de toegankelijkheid voor koopstarters.
- Macro-economie: De hypothecaire schuldenlast en de gerelateerde macro-economische risico's nemen af.
- Flexibiliteit: Er ontstaat meer ruimte voor anticyclisch woonbeleid, waarbij een rentestijging kan worden opgevangen door de defiscalisering tijdelijk te pauzeren.
- Compensatie bouwproductie: Een klein deel van de compensatie voor huishoudens kan eventueel worden ingezet om de bouwproductie te stimuleren, zonder dat dit een significant negatief effect heeft op de koopprijsontwikkeling.
Kanttekening Recente kopers leveren in relatieve zin wel wat in, omdat zij nog het meeste belastingvoordeel mislopen. De politiek zou kunnen overwegen om de afbouw voor deze groep geleidelijker te laten verlopen.
Automatische samenvatting, zie: https://sites.google.com/view/stylo-aisite/samenvattingen/filosemitisme
Een gevaarlijk politiek spel
Dat Duitsland na de holocaust zijn schuldgevoelens wegdrukte door filosemitisme, liefde voor joden, is bekend. Dit gebeurt nu opnieuw in het Westen, zoals door mensen die zich een valse joodse identiteit toe-eigenen – een subtiele vorm van vernietiging.
Deborah Feldman
12 november 2025 – verschenen in nr. 46
In het verwoeste naoorlogse Duitsland was de eerste nazi die zichzelf voor jood probeerde uit te geven een voormalige Gestapo-officier genaamd Erich Hohn. Onder de schuilnaam Julius Israel Holm deed hij zich voor als overlevende van een concentratiekamp en wist hij zelfs vicevoorzitter te worden van een lokale afdeling van de Vereniging van vervolgden van het naziregime. De echte slachtoffers herkenden hem echter meteen en ontmaskerden hem. Als Hohn niet zo’n prominente positie had geambieerd, was deze bedriegerij wellicht nooit aan het licht gekomen. Er waren destijds veel meer van dit soort gevallen.
Hohn werd in 1948 berecht en veroordeeld. Toen de Duits-joodse schrijver Edgar Hilsenrath hierover las, knipte hij het krantenartikel uit. Hij was ervan overtuigd dat deze absurde rolomkering een diepere morele waarheid onthulde over de naoorlogse samenleving. Uiteindelijk inspireerde het hem tot zijn inmiddels klassieke roman De nazi en de kapper. In dit boek, geschreven in de jaren zestig en internationaal succesvol in de jaren zeventig, draait het verhaal eveneens om een dergelijke identiteitsomkering. Toch duurde het jaren voordat Hilsenrath een Duitse uitgever vond; pas in 1977 verscheen het boek bij een kleine uitgeverij.
De reden daarvoor lijkt duidelijk: het subversieve uitgangspunt. Een voormalige SS-officier die de identiteit aanneemt van zijn vermoorde joodse jeugdvriend om een militaire held te worden binnen een andere etnisch-nationalistische beweging, en die zijn nazi-fanatisme gebruikt voor de zionistische zaak, komt pijnlijk dicht bij godslastering in een land waar de politieke legitimiteit mede rust op een zorgvuldig gecultiveerde ‘liefde voor joden’ (filosemitisme) als onderdeel van nationaal zelfherstel.
Hilsenrath hekelde de naoorlogse Duitse samenleving vanwege haar oppervlakkige filosemitisme, dat hij ‘binnenstebuiten gekeerd antisemitisme’ noemde. Hij was niet de enige die dit zo zag. De Duits-joodse journalist Eleonore Sterling publiceerde in 1965 een diepgravend essay in Die Zeit. Haar tekst geldt als een belangrijke bijdrage aan de langere – vooral door joden gevoerde – discussie over de hypocrisie van het naoorlogse Duitsland. Sterling liet zien dat het moderne filosemitisme vaak oppervlakkig en zelfzuchtig was. Men prees ‘dode joden’ zoals Einstein en Heine, maar ging tegelijk vijandig om met levende joodse critici, die werden weggezet als ‘Duitsland-haters’. Het onderdrukte antisemitische sentiment werd volgens haar simpelweg verplaatst naar nieuwe, maatschappelijk aanvaardbare doelwitten, zoals gastarbeiders, Oost-Europeanen en zogenoemde linkse intellectuelen. Sterling betoogde dat deze morele ‘fetisjisering’ joden reduceerde tot symbolen, hulpmiddelen in andermans morele verhalen, in plaats van hen te benaderen als individuen en gelijken. Dat alles, schreef ze, wees op een dieper probleem: de vorm was belangrijker geworden dan de inhoud. Het uitvoeren van democratische rituelen en morele gebaren had de plaats ingenomen van werkelijke democratische overtuigingen en gelijkwaardigheid.
Toen rond de val van de Berlijnse Muur het systematische onderzoek naar filosemitisme eindelijk echt op gang kwam, kwamen academici – onder wie de historicus Frank Stern – tot een vergelijkbare conclusie. Stern liet zien dat de inmiddels verworden rituelen en representaties in wezen een primitieve vorm van onderdrukking waren van de donkere kanten van het antisemitisme. Juist doordat die aspecten werden weggepoetst achter ogenschijnlijk positieve stereotypen en projecties, konden ze ongestoord doorgroeien en zich zelfs agressiever ontwikkelen.
Hilsenraths roman werd in 2004 heruitgegeven in Duitsland en kreeg veel lof. Toch heeft een andere beroemde rolomkering in dit genre, The Portage to San Cristobal of A.H. van George Steiner (1979), nog altijd geen Duits publiek gevonden. Dat is opmerkelijk, want Steiner was geliefd bij zijn gerenommeerde uitgever Suhrkamp. Siegfried Unseld accepteerde het boek aanvankelijk zelfs enthousiast, zonder het te hebben gelezen, maar bedacht zich later op advies van diverse medewerkers.
Steiners literaire experiment raakte een gevoelige snaar van filosemitische hypocrisie. Het boek schetst een denkbeeldig Eichmann-achtig proces in de Zuid-Amerikaanse jungle, met als climax een toespraak van Hitler ter verdediging van zichzelf. Daarmee stelt Steiner pijnlijk ongemakkelijke vragen over de ogenschijnlijk vanzelfsprekende scheidslijn tussen slachtoffer en dader: ‘Was het Herzl die Israël heeft gecreëerd, of was ik het? Kijk daar eens eerlijk naar. Zou Palestina ooit Israël zijn geworden… als de Holocaust niet had plaatsgevonden? Het was de Holocaust die jullie de moed gaf om onrecht te begaan, die jullie ertoe bracht Arabieren uit hun huizen te verdrijven… omdat zij jullie door God gegeven bestemming in de weg stonden. Misschien ben ík wel de Messias, de echte Messias, de nieuwe Sabbatai, wiens gruweldaden door God werden toegestaan om Zijn volk terug naar huis te brengen.’
‘Het Reich heeft Israël voortgebracht’, laat Steiner zijn fictieve Hitler zeggen. ‘Dit zijn mijn laatste woorden.’ Max Frisch noemde het boek ‘een antisemitisme waar alleen joden toe in staat zijn’, en samen met andere toonaangevende schrijvers van de uitgeverij verklaarde hij het ongeschikt voor publicatie. Opmerkelijk genoeg leek Suhrkamp geen moeite te hebben om afstand te nemen van Steiner, een internationaal gerenommeerde joodse auteur die juist had bijgedragen aan de reputatie van de uitgeverij. In de jaren daarna bleven Duitse critici uitgever Unselds besluit verdedigen en wezen zij op wat zij zagen als een zwakte van Steiners roman: diens vermeende ‘obsessieve antizionisme’. Daarmee suggereerden zij dat Steiners intellectuele lef – zijn poging moeilijke vragen te stellen over de invloed van Europese etnisch-nationalistische ideeën op de moderne joodse identiteit – niets meer zou zijn dan een simpele ideologische obsessie.
Arnon Grunbergs roman De joodse messias onderzoekt vergelijkbare thema’s, zij het vanuit het perspectief van de tweede generatie, en werd wél geschikt geacht voor een Duits publiek. Het duurde ‘slechts’ negen jaar, merkte een recensent ironisch op, uit angst om ‘Duitse gevoelens te kwetsen’. Het boek functioneert als een groteske metafoor voor de neurotische Europese omgang met schuld en verlossing – dezelfde vroege spanningen die Duits-joodse intellectuelen zoals Sterling, Hilsenrath en Steiner zo hevig prikkelden. Grunberg gaat nog verder in het doorbreken van taboes door het tot fetisj maken van joden te ridiculiseren. Hij legt de vulgariteit bloot die voortkomt uit de angstige onderdrukking van de naoorlogse Europese samenleving.
In zijn verhaal vloeien empathie en perversie door elkaar in de obsessieve erotische fantasieën van de hoofdpersoon. De rolwisseling is hier niet slechts opportunisme, maar een bijna logisch gevolg van een collectief psychologisch complex. Grunbergs ‘messias’ is deze keer een nazi-nazaat die zichzelf uiteindelijk uitroept tot redder van Israël – een gewaagde, bijna maar net niet absurdistische verwaandheid die leest als een overdreven herhaling van de verdedigingsrede van Steiners fictieve A.H., of Hilsenraths verhaal over de voormalige nazi die idf-strijder werd.
Toen ik vijftien jaar geleden bij toeval stuitte op De joodse messias in een boekwinkel in Manhattan, wist ik niets van de traditie waarin het boek stond. Ik verslond het met een mengeling van opwinding en ongemak, heen en weer schakelend tussen bewondering voor de ongeremde durf van de schrijver en afkeer van diezelfde onverbloemdheid. Maar naast die sterke emoties gaf de roman me ook een praktische les die later waardevol bleek. Als nakomeling van holocaustoverlevenden had ik altijd gedacht dat het gevaar vooral schuilde in misleiding en bedrog. Dit boek liet me zien dat er een minstens zo groot gevaar schuilgaat achter een ogenschijnlijk oprechte façade. Het verlangen om schuldgevoelens weg te drukken via tot fetisj gemaakte compassie kan een nieuwe vorm van geweld tegen joden zijn, besefte ik. Een geweld dat zo subtiel is dat je er misschien zelfs in meegaat, of aan meedoet, omdat verzet ertegen betekent dat je de pijnlijke waarheid onder ogen moet zien.
Kijkend naar de relatie van meerderheidssamenlevingen met andere minderheden die slachtoffer zijn geweest van genocide, kun je makkelijk concluderen dat tot fetisj maken de laatste fase van uitwissing is. Dit mechanisme kan alleen wortel schieten in een vacuüm: wanneer de tot fetisj gemaakte groep qua aantal sterk is teruggedrongen of zoveel rechten is ontnomen dat zij zich niet meer kan verdedigen. Een klassiek voorbeeld uit mijn eigen omgeving zijn de inheemse Amerikanen. Veel Amerikaanse verhalen over zogeheten pretendians gaan over mensen die zich een verzonnen inheemse identiteit aanmeten, compleet met zogenaamd traditionele namen, verhalen, tatoeages en overdadige kostuums.
Mijn eigen eerste kennismaking met het concept ‘pretendian’ vond echter plaats kort nadat ik in 2014 naar Berlijn verhuisde. Ik woonde een ceremonie bij waar de beroemde rabbijn Walter Homolka eregast was. In zijn pompeuze toespraak leek hij joods-zijn neer te zetten als een bovennatuurlijke drang om ‘de wereld te leiden’ en ‘wereldgebeurtenissen te beïnvloeden’. Voor iemand zoals ik, opgegroeid in een heel andere joodse traditie, klonk dit als een elegante herhaling van klassieke antisemitische complottheorieën. Kort daarna ontdekte ik dat Homolka, hoewel hij sinds 1997 de machtigste rabbijn van Duitsland w