C2025-04
Koninklijke onderscheiding, niet een ministeriële.
Dit is m dus, een koninklijke onderscheiding. De mijne om precies te zijn, opgediept uit een kast. Ik heb ‘m in het najaar van 2017 ietwat beschroomd aangenomen uit de handen van Mark Rutte. Ik vond dat anderen meer recht hadden op een onderscheiding.
Mensen zoals mijn ouders. Zij geven taalles en hulp aan migranten. Niet omdat ze een mening hebben over het migratiebeleid, maar uit medemenselijkheid: mensen die haard en huis hebben moeten verlaten, helpen om in Nederland zo snel mogelijk mee te doen. Overigens: conform het integratiebeleid van alle kabinetten van de afgelopen twintig jaar. Mensen zoals zij verdienen het, al denk ik niet dat ze er zelf veel waarde aan zouden hechten. Mensen als de COA-vrijwilligers verdienen het.
Voor mijzelf was de onderscheiding een automatisme, omdat ik de samenleving had gediend als Kamerlid en staatssecretaris. Moest ik m daarvoor wel aannemen, dacht ik in 2017? Ik hield me vast aan een les van Sharon Dijksma, die mij ooit een wijsheid doorgaf die naar verluidt afkomstig is van Marinus van der Goes Van Naaters, de “rode jonker”: je vraagt m niet, je weigert m niet, je draagt m niet.
De onderscheiding niet aanvaarden vond ik dan ook niet gepast. Het is immers een Koninklijke onderscheiding, die maak je niet politiek. “Het heeft Zijne Majesteit behaagd…” En niemand anders.
Er zijn hele zorgvuldige procedures om af te wegen of iemand door de Koning wordt onderscheiden voor haar of zijn bijdrage aan de samenleving. De minister heeft in deze procedure slechts één rol: verantwoordelijkheid nemen voor dit zorgvuldige proces door het zetten van een handtekening en zo de Koning beschermen. Mocht er een fout zijn gemaakt, is de minister verantwoordelijk, niet een ambtenaar en zeker niet de Koning. Zo bezien is de minister, dienaar van de Kroon, dus juist wel een “stempelmachine”. En wel een essentiële in ons staatsbestel.
Het is een Koninklijke onderscheiding, geen ministeriële. De onderscheiding is onderdeel van de verbindende rol van het Koningschap in onze constitutionele monarchie. De Koning is neutraal. Door geen handtekening te zetten en dat te laten uitlekken in de media voor politiek effectbejag, heeft Faber daarom de Koning zelf in de wind gezet.
Daarmee heeft zij een belangrijke verantwoordelijkheid van het ministerschap geweld aangedaan: het beschermen van de Koning, van de constitutionele monarchie. Dat valt onder de eindverantwoordelijkheid van de minister-president. Die wilde het binnenskamers oplossen. Toen dat niet lukte, wilde hij het klein houden. Niet bij het debat aanwezig zijn. En dat snap ik, want hij had dit nooit zo uit de hand mogen laten lopen. Het was zijn verantwoordelijkheid om de Koning te beschermen tegen het gekrakeel van deze week. Niet gelukt.