Het geheim van de autofictie: wanneer het navelstaren wordt, en wanneer ‘ik’ in de literatuur wél werkt
Autofictie: ‘Ik ben alles’ luidt het thema van de Boekenweek. Autobiografisch schrijven heeft een hoge vlucht genomen. De geëngageerde ‘autofictie’ van Nobelprijswinnaar Annie Ernaux vindt navolging.
wat is autofictie? Autobiografische tekst met een flinke dosis beschouwing en een zekere mate van fictionalisering, maar dat laatste wel met het doel om dicht bij de autobiografie te blijven, niet om daarvan weg te bewegen (zoals de ‘autobiografische roman’ weer meer doet). Autofictie maakt iets minder aanspraak op de waarheid dan de memoir, die zich non-fictie wil noemen. De achtergrond daarvan is fundamenteel: autofictie beroept zich op de herinnering en die is per definitie feilbaar, de realiteit principieel onkenbaar.
Zoals David Shields schreef in zijn invloedrijke boek Reality Hunger (2010), een manifest waarin hij een nieuwe, waarachtige literaire vorm probeerde uit te denken, wat vele essayistische romans heeft geïnspireerd: ‘Alles wat verwerkt is door herinnering is fictie.’ Daardoor bereik je de realiteit nooit helemaal – immers, ook uit Shields’ boek: ‘De realiteit neemt alleen in de herinnering een vorm aan.’ Lees: daarbuiten is de realiteit vormeloos, daarbinnen vervormd. Dat thematiseren autofictieschrijvers ook vaak, in reflecties op het schrijven.